De zee
We zaten in hurkzit aan zee.
Een vroege ochtendwandeling ergens aan de westkust van Frankrijk, bracht ons naar de prachtige Atlantische Oceaan.
Het had even geduurd voor we bij de branding waren.
Na een behoorlijk aantal voetstappen over vlakke rots en stenen, tussen de nog levende ‘fruits des mer’, zaten we daar dan.
Het was rustig. Een visser in de verte.
Wat meeuwen en watervogels om ons heen, op zoek naar kokkels en ander lekkers.
We hoorden het ruisen van de golven. Van die enorme zee. Krachtig en groot.
Ik ben er steeds weer van onder de indruk.
Op de een of andere manier weet de zee je mee te nemen in een immense ruimte, diepte en weidsheid.
De rust overspoelde ons. De verbinding met het water was intens.
Hij stond om zes uur al bij ons bed. Te popelen om mee te gaan met de ochtendwandeling.
Tien jaar en hartstikke nieuwsgierig naar de zee in de vroegte, een beetje zoekende naar de hurkzit, die ik met gemak aannam. Ik nodigde hem uit nog wat dichter bij het water te komen zitten. Op enkele meters afstand van de golven.
Om hem zo te laten ontdekken met wat voor snelheid het water dichterbij kwam.
Want langzaam kwam de vloed. Ogenschijnlijk zie je de zee niet bewegen of vooruitkomen.
Maar zo dicht bij het water werden we ons bewust van de snelheid ervan.
Steeds na enkele minuten schoven we weer wat land opwaarts.
De opkomende vloed zette ons al snel weer met de voeten in het zilte water. Fascinerend.
Ik vroeg hem de ogen te sluiten en te luisteren naar de golven.
En maakte hem ervan bewust de oren ook sturing te kunnen geven. Een richting op.
Met ver weg de zachte ruis van het wateroppervlak en dicht bij het gekabbel tussen de stenen.
Ik zag hem moeite doen om met gesloten ogen te luisteren. En weer schoven we op.
Hoe kan het eigenlijk. Die grote uitgestrekte zee, die met zijn immense kracht bij mens en natuur chaos kan veroorzaken.
Dat diezelfde zee zich steeds weer laat bewegen door de subtiele krachten van de maan.
Elke dag weer. Eb en vloed, fascinerend en toch zo gewoon en vanzelfsprekend voor ons.
Maar als je erover nadenkt, is het niet te bevatten.
Diezelfde dag was de zee aan het zandstrand geheel verdwenen, de verte in. Mensen liepen honderden meters over het natte zilte na-ebbende zand voor een frisse duik.
En wonderbaarlijk, enkele uren later stond diezelfde zee weer fier en ruig dichtbij, met zijn golven op het warme zachte zand.
Die Atlantische Oceaan heeft een enorm verval.
Verdwijnt naar de horizon en wandelt weer naar je toe. En dat allemaal door dat kleine bolletje dat zich toont in de lucht: de maan.
‘Ik zie de maan’, riep zijn zus terwijl we ’s middags de zee indoken. Ja, dat is maf vind je niet? Vroeg ik haar.
De maan zien overdag. Nee, hoor zei ze. Dat is zo vaak.
Toen ik haar vroeg of ze ooit de zon gedurende de nacht had gezien, besefte ze even de grilligheid van de maan ten opzichte van de zon. Ze liet het los en zwom verder.
Ik blijf me verwonderen over de onzichtbare krachten van de natuur.
Over de zee, die zich vol overgave onderwerpt aan de maan.
Het getij.